3.1 Mobiliteitsbeeld
Door de coronacrisis wordt er nog steeds minder gereisd met het openbaar vervoer. Dit heeft gevolgen voor het aanbod en de opbrengsten voor vervoerders. Bij het autogebruik zien we dat het gebruik weer bijna terug is op het niveau van voor corona inclusief de filedruk.
De verwachting van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) is dat de mobiliteit weer gaat groeien als gevolg van demografische en economische ontwikkeling. De manier waarop verschilt per modaliteit.
Het wegverkeer zal naar verwachting groeien en stijgt in 2024 weer boven het niveau van 2019 uit. Voor 2027 wordt een groei van de afgelegde afstand verwacht van zo’n 7 tot 20% ten opzichte van 2019. Mogelijk is de congestiegroei op sommige dagen minder sterk dan voorheen door een betere spreiding als gevolg van meer thuiswerken.
De ontwikkeling van het openbaar vervoer is onzeker. Voor de korte termijn wordt wel verwacht dat het niveau van 2019 weer gehaald wordt alleen in welk jaar is afhankelijk van welke ontwikkeling je uitgaat (2023-2027). Voor de periode daarna is een forse groei maar ook zelfs een daling mogelijk. Dit wordt veroorzaakt door verschillen in inkomensgroei, bevolkingsomvang en de kwaliteit.
Het fietsverkeer was in 2022 alweer boven het niveau van 2019 uitgekomen met name door groei van het gebruik in steden. Ook hier kan de ontwikkeling richting 2027 doorzetten maar ook licht afnemen.
Het vervoer van goederen is sinds 2021 alweer vergelijkbaar met de situatie van voor corona. Richting 2027 wordt hier een groei verwacht.
Dit betekent met name voor openbaar vervoer een transitieopgave, waarbij het aanbod wordt afgestemd op de vraag (kwaliteit, kwantiteit, frequentie) om de kosten enigszins in balans te houden met de vervoersopbrengsten.
Voor de lange termijn betekent dit dat de opgaven en ambities uit het Omgevingsbeleid ten aanzien van het openbaar vervoer hetzelfde blijven. Vooral omdat de verstedelijkingsambities van nieuwe woningen en arbeidsplaatsen eerder zullen toenemen dan afnemen. Hierbij is extra aandacht voor het stimuleren van reizen per (elektrische) fiets en voor mogelijkheden om de mobiliteitsvraag op langere termijn beter te verdelen over de dagen door middel van thuiswerken. Hoewel dit niet voor alle sectoren geschikt is en de thuiswerkpotentie daarom per regio verschilt draagt het bij aan zowel de bereikbaarheids- als duurzaamheidsdoelen.